Recensie BACH: Gemimed geweld
15 maart 2023
De combinatie dans en Bach is iets om je op te verheugen. De patronen en variaties in de muziek van de meestercomponist vrágen om een choreografische vertaling. Het is uitermate bevredigend als dansers in opeenvolging dezelfde draai maken ter markering van gestapelde melodieloopjes. Dan zie je de muziek, en hoor je de dans. Twee onderdelen van het BACH-programma waar Introdans momenteel mee op tournee is, brengen die verrukkelijke synergie teweeg.
Bij het openingsstuk Corpus Bach heeft deze een kalme precisie. Vier mannelijke dansers, identiek gekleed en vergelijkbaar van postuur, beginnen met de hoofden aan elkaar: extensies van één lichaam. Bij elk uit elkaar gaan blijft de geometrische samenhang van dit viertal in stand. Liggend op de vloer vormen ze een molen met benen als wieken. En de passen waarmee ze terugkeren in dit basispatroon zijn wiskundig uitgekiend. Op de eindnoten van de serie korte cellosuites vouwen de dansers zich in een acrobatische hiphop-pose. Prachtig is het samenspel met het licht dat in vlakken de dansvloer opent.
Corpus Bach is een bewerking van het gelijknamige duet dat choreografen Sidi Larbi Cherkaoui en Nicolas Vladyslav in 2005 met z’n tweeën dansten. Ook toen werd de muziek live uitgevoerd door een cellist op het toneel, hier Detmar Leertouwer. Intrigerend is de zweem van een machtsverhouding in de zachtmoedig mathematische choreografie als twee liggende dansers vooruit worden gerold door hun staande collega’s.
Bij het splinternieuwe dansstuk dat Manuel Vignoulle bij Introdans creëerde op vioolconcerten van Bach zit het uitgebeelde drama de synergetische beleving in de weg. De groepschoreografie Anima verbeeldt eerst de druk bezette, hedendaagse mens, koddig ronddribbelend in kantoorkostuum. Uit de massa rijzen leiders op, die hoog en rechtstandig gelift elkaar met gemimed geweld bestrijden tot er één collectief gevolgde machthebber overblijft. Mooi bedacht zijn de bloedrode vlekken die onder de kostuumjasjes uit piepen, en die later onderdeel blijken van een huidkleurige bodystocking met het bloedvatenstelsel erop. De dubbeling van nog in pak geklede dansers met een kwetsbaar ‘naakt’ alter ego is visueel effectief, maar wat deze uitgeklede mensbeelden emotioneel teweegbrengen is te schetsmatig om mee te voelen.
Heerlijk is daarna de relatieve abstractie van Selon désir , een herinstudering van het wervelende groepsstuk dat Andonis Foniadakis in 2004 elders maakte. De overvolle, complexe openingsskoralen van de Johannes – en de Matthäus-Passion , zo hier en daar elektronisch licht vervormd, krijgen een weerspiegeling in een stroom van doorgegeven bewegingen tussen soepel wisselende meertallen. Opzwepend is de non-stop flow, voorzien van aardse contrapunten van stampende voeten en krachtige armgebaren. De woeste losse haren van alle danseressen versterken de doorgaande werveling, net als de unisex-kleding van vrouwen en mannen in fladderige rokjes en bloezen. De sprankelende, verglijdende kleuren daarin zijn oogstrelend. Naar het passie-verhaal wordt losjes gehint, wanneer een kring zich vormt rondom de enige danser met een witte bloes. En wanneer de fysieke overgave culmineert in opgetilde vrouwen in lijdende poses. Die zweem van drama is precies genoeg.