Ton Wiggers door Coen Verbraak

Eind juni neemt hij na een halve eeuw afscheid van Introdans. Vijftig jaar, meer dan een half mensenleven. Toch is van weemoed weinig te merken. Ton Wiggers (74) is van nature nou eenmaal geen omkijker.

Ton Wiggers door Coen Verbraak

Eind juni neemt hij na een halve eeuw afscheid van Introdans. Vijftig jaar, meer dan een half mensenleven. Toch is van weemoed weinig te merken. Ton Wiggers (74) is van nature nou eenmaal geen omkijker. ‘Dat vind ik alleen maar náár. Dan denk ik: dit is gebeurd en dat is gebeurd. Al die leuke dingen die voorbij zijn. Dat leidt tot weemoed. Daarom kijk ik liever vooruit.’ Bovendien is hij dat gewend in zijn vak. Als hij voorstellingen boekt moet hij altijd minstens twee, drie jaar vooruitdenken en plannen. ‘Soms zit ik met drie verschillende agenda’s voor mij.’

We drinken thee aan de donkerhouten tafel in zijn woonkamer, in zijn smaakvol ingerichte huis in het centrum van Arnhem. Op exact dezelfde plek waar wij nu zitten was een halve eeuw geleden de dansstudio gevestigd waar hij met zijn gezelschap begon: Studio LP, de voorloper van Introdans, vernoemd naar de Van Lawick van Pabststraat waar de oprichter toen al woonde. Het was destijds niet minder dan een missie om in zijn geboortestad een balletgroep op te richten. Wiggers kon het gewoon niet uitstaan dat er in het oosten van het land geen enkel dansgezelschap was. ‘In de Arnhemse schouwburg hadden we één keer per jaar het Nationale Ballet op bezoek. Dat ging op tournee en deed dan ook even een dagje de provincie aan. Daarna was er weer een jaar lang niets op dansgebied. Dat kon zo niet blijven, vond ik. Ook het oosten van het land had recht op dans.’

Bijna niemand had er in die dagen enig vertrouwen in. Hij hoort ze op het Provinciehuis nóg lachen. Dans in Arnhem? Nou, heel veel succes dan maar, meneer. Maar dan kenden ze Ton Wiggers nog niet. ‘Ik ben een Ram. Ik sla mijn kop overal doorheen.’ En dus begonnen ze, met maar twee danseressen, Wiggers zelf als enige mannelijke danser en Wiggers’ toenmalige partner Hans Focking als zakelijk directeur. Zonder een cent subsidie. ‘Iedereen had daarnaast gewoon een baan. ’Pas na tien jaar zei de Provincie: verrek, ze bestaan nog steeds. Misschien is het toch wel serieus.’

Wiggers groeide op in een katholiek gezin in Arnhem. Zijn vader was boekhouder, zijn moeder huisvrouw. Hij was de vierde in een gezin van zes kinderen. De eerste jongen, na drie meisjes. Hij was een teruggetrokken verlegen jochie. ‘Een uitermate sloom en volgzaam ventje’, zoals hij het zelf typeert. Om die reden zei hij direct “ja” toen zijn zus Jetty hem vroeg of hij óók meewilde naar haar balletles. ‘Zelf had ik daar nauwelijks een mening over.’ Tot zijn eigen verrassing voelde hij zich daar in die balletstudio al snel thuis. Hij danste ook mee, als enige jongen. Toen hij het jaar daarna op school een beroepskeuzetest moest invullen, hoefde hij amper na te denken. De lerares vroeg nog enigszins aarzelend: “Tonnie, vind je het goed als ik ook jouw keuze voorlees in de klas? Tonnie wil namelijk balletdanser worden”.’ Hij was nog even bang dat er besmuikt hoongelach zou opklinken. ‘Maar niemand van mijn klasgenoten vond het raar.’

Zijn moeder vond het prachtig dat haar zoon artiest werd. Zo belandde ze opeens in de schouwburg. ‘En maar trots rondlopen; kijk, dat is ‘m”.’
Aan zijn vader was de danskunst minder besteed. Die hield meer van voetbal. ‘Met ballet had hij niets. Hij is maar één keer naar een voorstelling komen kijken.’ Al vond hij het wel mooi dat zijn zoon een eigen gezelschap opzette. ‘Daarmee had ik een bedrijf. Zijn zoon was ondernemer, en dat sprak hem aan.’

Was je zelf ook een goede danser?
‘Fysiek wel. Ik kon mijn benen bijna honderdtachtig graden naar buiten draaien. En ik was erg sterk, kon goed tillen. Toch heb ik nooit gedacht: ik ga een groot danser worden. Vanaf het derde jaar op de Dansacademie begon ik al les te geven. Daardoor heb ik nauwelijks auditie gedaan bij grote gezelschappen. Ik heb het één keer geprobeerd, bij Scapino Ballet. En wat denk je? Afgewezen. Volgens mij omdat ze me te dik vonden. Ik was diepverontwaardigd. Dat jullie mij durven af te wijzen…’ Hij moet er nu zelf om lachen. ‘Daarna ben ik verdergegaan in het educatievak. Ik ben nooit meer het toneel opgegaan, alleen later bij mijn eigen groep.’

Ze maakten in die beginjaren voornamelijk educatieve programma’s met als rode draad Dans, wat is dat nou? Voornamelijk bedoeld voor scholen en vormingscentra. ‘Ik dacht: dáár zit het publiek van de toekomst. Je moet die jonge mensen enthousiasmeren, uitleggen wat je doet.’ Daarna volgden de vlakke vloertheaters. Steevast met heel toegankelijke balletten. ‘Verhaaltjes over Dracula, pianist Liberace of vrouwenemancipatie.’ Balletten waar hij bijna altijd zelf de choreografieën voor maakte. Niet omdat hij zichzelf zo’n groot choreograaf vond. Helemaal niet. ‘De belangrijkste reden was dat er domweg geen geld was om mensen van buiten aan te trekken. Ik ben wel vakkundig. Dat had ik geleerd op de Dansacademie. Maar ik was er geen genie in.’ Zijn balletten vielen goed bij het publiek, en bij de plaatselijke pers. Maar critici van landelijke kranten sabelden zijn choreografieën neer. Ze vonden Wiggers’ werk oubollig, oppervlakkig en clichématig. Ja, dat raakte hem enorm. Zelfs als hij er nu na dertig, veertig jaar over praat is zijn gekwetstheid van weleer nog altijd voelbaar. ‘Dat kwam gewoon keihard binnen. Binnen het metier heb ik vaak onbegrip gevoeld; wat denkt die Wiggers wel? Heeft geen carrière als danser, geen enkele loopbaan als choreograaf. Wat stelt die man nou helemaal voor? Maar hij trekt wel even een groep uit de grond. Hoe is het mogelijk dat zo’n onbenul zoiets kan? En die denkt dus ook even zelf een paar choreografietjes te kunnen maken. Gekker moet het niet worden. Dat heeft heel veel pijn gedaan. Ook omdat niemand kennelijk begreep dat het uit nood geboren was.’

En laat hij eerlijk zijn: hij heeft ook een paar echt mooie dingen gemaakt. Toen danseres Hilde Machtelinckx na vijftien jaar afscheid nam van Introdans maakte hij de afscheidssolo Scheidslijn voor haar. ‘Dat was zo’n enorm mooie wisselwerking tussen haar en mij. Ik heb nog nooit een danseres meegemaakt die lelijk durfde te zijn. Bijvoorbeeld helemaal gekreukeld. Dat kon zij fantastisch. Daardoor werd ze juist onvoorstelbaar prachtig. Later heeft ze ‘m nog ‘ns gedanst toen ze alweer een stuk ouder was. Dat was zelfs nóg mooier.’
Je praat er bijna verliefd over.
‘Ach jongen, dat was zo mooi. Zo indrukwekkend.’ De herinnering ontroert hem. Heel even maar duidelijk merkbaar. ‘Dat zijn zulke kostbare momenten in je bestaan.’
Omdat de kritieken op zijn choreografieën aanhoudend scherp bleven besloot hij te stoppen met choreograferen. Uiteindelijk maakte hij in 1994 nog één ballet: Gilles. ‘Ik was nog zo kwaad dat ik op elke tel wel een pas maakte. Uit pure ingehouden woede. Toen kreeg ik opeens alom lof.’

Wat is de crux van goed ballet? Waar draait het in essentie om?
‘Het gaat voor mij altijd om sfeer. Het publiek mag het verder zelf invullen. Bij Gilles zeiden ze: het is een requiem, een dodenmis met een opstanding aan het eind. Terwijl het helemaal niet met die bedoeling gemaakt was.’
Mensen zeggen vaak: “ik snap niet veel van ballet”. Valt er veel te snappen?
‘Helemaal niet. Ik heb jarenlang inleidingen verzorgd voor onze balletten. Dan zag je ze opgetogen binnenkomen: nu gaat-ie eindelijk vertellen waar het over gaat. Nou nee dus. Ik vertel altijd het volgende: “ik kijk naar een schilderij. Een wit vlak met een rode stip in het midden. Daaronder staat: “koe op een fiets”. Ik zie het niet, maar als u het wel ziet is het ook prima”. That’s it. Daarom ben ik ook altijd tegen programmaboekjes met een uitleg erin geweest. Het gaat om je eigen fantasie en verbeeldingskracht.’

Begin jaren tachtig ontmoette hij Roel Voorintholt. Die was eerst danser in het gezelschap. Daarna werden Wiggers en hij geliefden. Zeven jaar waren ze samen. Maar uiteindelijk begon het leeftijdsverschil -zo’n vijftien jaar- zich toch te wreken, zegt Wiggers. ‘Hij moest nog beginnen met zijn leven terwijl ik al half onderweg was.’ Na verloop van tijd trad Voorintholt toe tot de leiding van Introdans. Aanvankelijk nam hij het jeugdgezelschap onder zijn hoede terwijl Wiggers zich toelegde op de rest van de groep. In 2005 kreeg Voorintholt de artistieke leiding over beide groepen. Wiggers bemoeide zich vanaf dat moment vooral nog met de organisatorische kanten van Introdans. Dat was best een ingewikkelde periode, blikt hij terug. Van de ene op de andere dag rinkelde zijn telefoon niet meer. Zijn kamer werd opeens voorbijgelopen. ‘Toen ik nog artistiek directeur was wilde iedereen graag in mijn buurt zijn. Toen ik dat niet meer was, bleef het ineens angstaanjagend stil. Ik deed er niet meer toe. Als mensen al naar me toe kwamen was dat omdat ze iets voor elkaar probeerden te krijgen wat een deur verder niet lukte. Ik voelde me doodverklaard. Toch echt een rouwproces waar je doorheen moet.’

‘Roel en ik hebben er in die periode heel erg voor gewaakt dat we elkaar niet in de weg zouden zitten. In het begin zei hij: “vind je het heel erg als ik je de eerste tijd niet om advies vraag? Laat het me eerst een beetje zelf doen”. Dat deed hij prima. Hij ging het steeds duidelijker vorm geven.’

Wat deed Roel anders dan jij?
‘Hij formuleerde een heel duidelijke omschrijving: we concentreren ons qua choreografieën op drie elementen: oude meesters zoals Hans van Manen, mensen waar we al mee werken en jongeren van de toekomst. Dat was anders dan ik het deed. Want ik had een paar vaste choreografen die elk jaar weer terugkwamen. Daardoor kreeg het iets voorspelbaars. Dat heeft Roel knap doorbroken.’

Vroeg hij je later wel om advies?
‘Gelukkig wel. Dan vroeg-ie: wil je misschien even meekijken naar deze videoband? Dat vond ik fijn. We hebben vroeger veel samen gereisd. Tegenwoordig doen we dat weer. Laatst zei hij in de pauze: “beetje voorspelbaar he?” Dat was ik met hem eens. “Ik geloof nooit dat ze dit in Nederland gaan pruimen.” Vonden we allebei dat we deze choreografie maar niet moesten willen.’

Wiggers heeft de afgelopen decennia best vaak getwijfeld. Aan incidentele keuzes en beslissingen. Maar ook aan fundamentele vragen. Zelfs of hij überhaupt ooit een eigen gezelschap had moeten beginnen. Niet vanwege de artistieke kant. Die schonk hem bijna al die jaren veel voldoening. ‘Maar altijd maar weer opnieuw in gesprek moeten met de overheid, steeds opnieuw ambtenaren moeten overtuigen van het bestaansrecht. Dat heb ik uitputtend gevonden. Tegelijk heeft de Ram in mij altijd gezegd: ik ga dóór, hoe dan ook.’ Soms liep het enorm hoog op. Op zulke momenten merkte hij dat er geen groot diplomaat aan hem verloren is gegaan. ‘Ik ben weleens echt driftig geworden. Maar het bloed werd je soms ook werkelijk onder de nagels vandaan gehaald. Twee jaar geleden nog zat ik nog tegenover een ambtenaar die zei: “oppassen he? Anders zet ik je helemaal op nul”. En dan ben je dus al achtenveertig jaar bezig. Ik riep: oké, doe dat dan maar. Toen was het opeens maar een grapje. Nou, ik hou helemáál niet van zulke grappen.’ Maar ja, hij was en bleef nou eenmaal de man zonder papieren. Dat speelde hem voor zijn gevoel al die jaren parten. ‘Roel had tien jaar gedanst, had gewerkt met grote choreografen. Dan heb je al direct een totaal andere positie.’

Knaagde dat gebrek aan papieren aan je?
‘Absoluut. Dat gaat toch onder je huid zitten. Ik heb altijd gewerkt vanuit mijn intuïtie. Dat maakt je ook onzeker. Daarom vond ik het een enorme overwinning dat de overheid op een dag besloot om Introdans toe te laten tot de basisinfrastructuur van de Raad voor Cultuur, waardoor je voor vier jaar aanspraak kunt maken op subsidie. Daarmee werden we het eerste niet-Randstedelijke gezelschap dat toetrad tot de BIS. Dat beschouw ik als een groot compliment.’

Vraag je je weleens of hoe je leven gelopen zou zijn zonder Introdans?
‘Oh ja. Misschien was ik dan toch ergens danser geworden. Maar voor hetzelfde geld boekhouder, net als mijn vader.’

Wiggers werkt nu nog twee dagen per week voor Introdans. Hij verzorgt onder meer de boekingen van het gezelschap. Maar als hij in april 2022 vijfenzeventig wordt zal ook die laatste taak vervallen. Dan gaat hij officieel met pensioen. Hij ziet er niet tegenop. ‘Niks doen is ook fijn. Lekker lezen, of kruiswoordpuzzels maken op mijn tablet.’

Wat hij nog het meest zal gaan missen is de balletstudio. Dat is toch de plek waar het gebeurt, het spiegelpaleis van de fantasie en van dromen in wording. ‘Een balletstudio ruikt ook altijd zo bijzonder: een mengeling van zweet, deodorant en parfum. Die lichamen die zich aan het uitputten zijn, die piano die in een studio altijd een beetje anders klinkt dan daarbuiten. Daar voel je de belofte van hoe mooi het straks kan gaan worden. Van die plek ben ik enorm gaan houden. Maar gelukkig kan ik zo de straat oversteken en even binnenwandelen.’

‘Het fijne van ouder worden is dat je geen haast meer hebt. Ik woon drie minuten van het station, maar ik ga niet meer rennen. Ik neem gewoon een kwartier de tijd. Dan zit ik daar misschien een paar minuten op een bankje te wachten. Nou én?’
Hij zou zelfs helemaal niet meer jong wíllen zijn. ‘Als ik nu die jonge blagen van twintig, eenentwintig zie, denk ik: ohhh, dan moet je alles nog meemaken. Ik heb het lekker al gehad.’

Was het zo’n zwaar leven dan?
Hij lacht, een beetje ongemakkelijk. ‘Ik denk wel dat ik mag zeggen dat ik tropenjaren gedraaid heb. Ik zeg de laatste tijd vaak: ik ben zo moe. Maar ik geloof dat de vermoeidheid van al die jaren er nu pas uitkomt. Want je ging maar door en door en door. Het leukste deel van de tropenjaren betrof het ontwikkelen van het ensemble, en het bedenken van nieuwe artistieke plannen. Het zware deel vond ik het overeind houden van de club. Altijd maar moeten knokken, steeds maar weer om geld moeten zeuren. Dat heeft me heel veel energie en levensvreugde gekost. Ik ben er ook heel wantrouwig door geworden. Er zijn zoveel dubbele agenda’s.’ Hij zwijgt, aarzelend. ‘Er zijn dingen gebeurd…. Ik heb niet voor niks twee therapeuten. Die heb ik hard nodig. Met hun bespreek ik alles.’

Wat is er precies gebeurd dan?
‘Twee jaar geleden hadden we een tekort van een ton, op een begroting van vijf miljoen. Ik kon dat goed uitleggen. Maar vervolgens sprongen er ambtenaren op die zeiden: “een ton? Dat kan echt niet”. Vervolgens moest er een onderzoek komen van Berenschot. Dat bureau concludeerde dat de bedrijfsvoering niet meer van deze tijd was, en dat er geen goede financiële boekhouding was. Dus werd er een ad interim-directeur aangesteld. De eerste schrapte mij bijna van de adreslijst, de tweede was iets hoffelijker. Ik was het ermee eens dat er een nieuwe zakelijk directeur moest komen. Maar de manier waarop het ging vond ik verschrikkelijk. Het voelde alsof ik mijn eigen huis uit werd gewerkt.’ Het is een beklemmend slothoofdstuk van zijn carrière geworden. ‘Niemand heeft letterlijk gezegd: jij bent verantwoordelijk voor het tekort. Maar er werd wel geïnsinueerd. Dat heb ik enorm pijnlijk en verdrietig gevonden.’

Maakt dat het afscheid beladen?
‘Ja nou! Ik wíl dus ook geen afscheid. Ik krijg een diner aangeboden met een aantal intimi en met mijn familie. En ik zal uiteindelijk toch afscheid van het gezelschap nemen. Ook al wilde ik dat eerst helemaal niet meer. Emotioneel heb ik allang afscheid genomen. Ik voel inmiddels veel meer afstand. Uiteindelijk moet dat ook. Introdans is altijd mijn kindje geweest, bijna een halve eeuw lang. Maar kleine kinderen worden groot en vliegen uit. Dan blijft je als vader weinig anders over dan ze uit te zwaaien.’ En toch is hij trots op wat hij de afgelopen vijftig jaar samen met anderen heeft neergezet. ‘Ik durf te zeggen dat mijn missie geslaagd is. We zijn een van de vier beste dansgezelschappen van Nederland, met internationaal succes. Introdans doet mee aan de top, in de eredivisie. Die gedachte maakt me ondanks alles heel gelukkig.’

COEN VERBRAAK

Blijf op de hoogte