Interview Mauro Bigonzetti

4 maart 2024 

Choreograaf Mauro Bigonzetti is in onze studio’s om voor het programma SPRING zijn nieuwe werk Bambù te maken, een wereldpremière. Ook hernemen we voor dit programma zijn successtukken Cantata en Rossini Cards die hij bijna 25 en 20 jaar geleden maakte. Wij spraken hem over deze balletten en het ontstaan ervan, over zijn inspiratie voor Bambù en de samenwerking met zijn zoon die de muziek componeerde. 

Mauro voelt zich thuis bij Introdans, hij vindt het werken met ons ensemble heel bijzonder. In 2016 was hij ook in Arnhem toen Cantata bij ons in première ging als onderdeel van het programma Tutti. In 2018 dansten we (een deel van) Rossini Cards, en in 2022 nog eens tijdens ons jubileumprogramma. Nu hernemen we deze stukken, samen met zijn nieuwe werk Bambù, voor het avondvullende programma SPRING, dat geheel in het teken staat van deze Italiaanse meesterchoreograaf.  

Focusprogramma
SPRING gaat 22 maart 2024 in première. Hoe vindt Mauro het dat het publiek wordt getrakteerd op drie werken van hem op één avond? “Ik ben heel trots dat bij één dansgezelschap en in één programma drie van mijn choreografieën gedanst worden. Dat is zeker heel speciaal voor mij. Het mooie is dat twee van die choreografieën inmiddels best op leeftijd zijn, want Cantata is bijna 25 jaar oud en Rossini Cards is ruim 20 jaar oud. Daarnaast vind ik het heel fijn om ook iets nieuws te maken. En ik denk dat het publiek ook kan gaan genieten van het verschil tussen deze balletten, het verschil in de taal.” Hij vindt het zelf moeilijk om aan te geven waar het verschil in zit, maar één ding weet hij zeker; 25 jaar geleden was hij een ander persoon en had hij andere inspiraties dan nu. “Nu ben ik ouder en doe ik zeker andere dingen dan toen. Het publiek kan de verschillen gaan ontdekken!” 

Bambù
Bambù is een abstract ballet vol pure dans en is een nieuw werk dat hij maakt met de dansers van Introdans. Over het creëren van iets nieuws zegt hij: “Ik heb altijd een algemeen idee in mijn hoofd of iets dat me inspireert. Dit zijn nooit bewegingen ofzo. Die maak ik in de studio. Ik moet met de dansers zelf werken en aan het werk zijn en dan ontstaat de creatie.” 

De inspiratie voor Bambù haalde hij uit de bamboeplant. “Bamboe is een hele mooie plant, die van oorsprong veel voorkomt in Azië, zoals in Japan, Vietnam en China. Er zit veel symboliek in verwerkt. Wat ik vooral heel mooi vind is de structuur van de wortels onder de grond. Die zoeken elkaar op, werken samen en verstrengelen in elkaar om bestand te zijn tegen regen, wind en sneeuw. Ze worden door deze verbondenheid steeds sterker. Dit fascineert me. Want veel planten hebben hun eigen gedeelte voor hun wortels onder de grond, maar bamboe verbindt juist en wordt alleen maar sterker. Dat idee vind ik erg mooi. Het is namelijk ook zo actueel en een metafoor voor deze tijd waarin het steeds moeilijker lijkt voor mensen om verbinding te maken met elkaar, ondanks onze verschillen in cultuur, opvattingen en religie. Maar deze verschillen gaan in tegen onze natuur lijkt het, omdat we als mensen júist willen verbinden met elkaar.   

Federico Bigonzetti
De zoon van Mauro, Federico Bigonzetti, componeerde de muziek voor Bambù. Voor Mauro was het heel speciaal om met zijn zoon te werken. “Sowieso omdat hij een erg goede componist is”, zegt Mauro. “De eerste keer dat ik iets samendeed met hem is denk ik 20 jaar geleden. Toen was het meer een experiment. Nu doen we echt een productie samen! En dat is heel speciaal voor me. Hij is als een vriend voor me, zoals ik met hem werk en met hem ben. De muziek van Bambù is elektronisch maar je hoort ook veel van zijn akoestische percussie, met invloeden van verschillende stijlen; uit Azië, het Midden-Oosten en Europa. In de muziek zit een gedicht van de Japanse kunstenaar Ayana Homma verwerkt, Bambù Tale. “Haar gedicht is gebaseerd op een erg oud Japans sprookje, The Tale of The Bamboo Cutter. In de muziek zingt Homma delen uit het gedicht. Toen ik haar voor het eerst hoorde zingen een paar jaar geleden dacht ik wauw. Ze heeft namelijk zo’n speciale stem.” 

Cantata
“Cantata is heel uniek in mijn repertoire. Want het was op een speciaal moment in mijn leven dat ik de zangeressen van Assurd ontmoette op een feest. Het was een soort openbaring toen ik die muziek hoorde, het is zo sterk en krachtig. Ik wilde heel graag met ze samenwerken. In het begin was het wel onwennig en soms lastig, want het is niet makkelijk om op deze stijl en muziek iets te maken. Maar na een tijdje werd het juist makkelijk en heel natuurlijk en kwamen de ideeën bijna als vanzelf. Soms heb je dat, dat alles samenvalt en zo heeft moeten zijn, bijna magisch. Zo was het ook voor wat ik creëerde met en op deze muziek, het viel helemaal samen. Ook de dansers waren onder de indruk. Deze energie kunnen zij namelijk weer omzetten in hun bewegingen, hun spieren, hun botten en in hun brein. Voor hen is het een duik in andere mogelijkheden voor hun lichaam.”  

Rossini Cards
“Deze choreografie is voor mij een hommage aan de componist Rossini. Toen ik 11 jaar oud was hoorde ik voor het eerst in mijn leven een live orkest spelen. Het was bij de opera La Gazza Ladra. Dat was een fantastisch moment. En met name de symfonie greep me enorm; het begin van de opera. Dit is de finale van Rossini Cards. En ik herinner me dat ik elke dag in de eerste loge zat als kind en het orkest zag en hoorde en het zó speciaal vond. Vanaf die momenten ben ik van Rossini gaan houden en dat is nooit gestopt. Ik vind alles aan deze componist mooi. Ik hou van de sfeer van zijn muziek, de compositie, de soul en de spirit van zijn muziek, het is heel erg Italiaans voor mij.” 

Oud en nieuw werk
“Voor mij is het heel normaal om door middel van mijn balletten eigenlijk te laten zien wie ik ooit was, toen ik jong was in mijn twintiger jaren, in m’n dertiger jaren enzovoort. Hetzelfde als dat je een oude foto van jezelf zou laten zien aan iemand, geldt dit voor mij ook voor mijn werk. Mensen kunnen dan zelf het verschil zien tussen het ballet van toen en dat van nu wat ik nieuw creëer.” 

“Je kunt het ook vergelijken met het bezoek aan een museum, aan een expositie van Picasso bijvoorbeeld; je ziet zijn werk van toen hij jong was, toen hij op middelbare leeftijd was en zijn latere werk. Het lijkt er dan op het eerste gezicht op dat dit werk geschilderd is door drie verschillende kunstenaars, maar als je dieper kijkt, dan zien je dezelfde pijn die doorschemert, dezelfde man. Je kunt de verschillen goed zien maar juist ook bepaalde elementen in dat werk die overeenkomen met elkaar. “ 

Mauro vindt het moeilijk om zelf de lijn in zijn werk te beschrijven. Dat laat hij liever aan het publiek. “Ik ben er wel nieuwsgierig naar”, zegt hij, “dus ik zou het wel erg leuk vinden om het terug te horen. Om mijn nieuwe ballet Bambù ook samen te zien nu in SPRING, naast mijn oudere werken is voor mij heel bijzonder. Het is ook voor het eerst dat Cantata en Rossini naast elkaar staan in één programma. Ook daar ben ik erg nieuwsgierig naar; wat gaat het publiek daarvan vinden? Dus ik ben erg benieuwd of je mijn signatuur gaat herkennen, maar ik denk het wel. Want je aanpak met de muziek verandert niet zoveel denk ik in de tijd, maar wel je visie en het gevoel.”

Blijf op de hoogte