Interview in de Volkskrant: Twee dansgrootheden over de moeilijkheid van minimal dance.

20 februari 2025
door: Annette Embrechts

In Arnhem hangt de studio van Introdans vol met beruchte telschema’s van de Amerikaanse choreograaf Lucinda Childs (84). Voor leken niet te ontcijferen. Voor dansers straks in de coulissen de enige houvast, naast de repetitieve muziek, wanneer ze dit voorjaar langs zeventien theaters touren met vijf choreografieën uit het beroemde oeuvre van deze koningin van de minimal dance.

Geen verhaal, thema of betekenis om op terug te vallen. Pure motoriek zonder poespas, met oneindig lijkende bewegingsreeksen vol bedwelmende verschuivingen, door Childs met mathematische precisie op muziekcomposities gezet. Of soms, zoals bij Interior Drama (1977) uit haar avantgardistische periode, op stilte. Vandaar dat moordende tellen.

Gekmakende ritmen
Ook tijdens haar nieuwe werk, Notes of Longing op de gelijknamige compositie van de Nederlandse pianist Matteo Myderwyk (35), dat de 84-jarige Childs komende weken voor het Arnhemse gezelschap creëert, zal ze Introdansers meevoeren naar gekmakende ritmen, plotse wendingen, lichte sprongen, snelle buigingen en korte huppen. Nu Introdans tien werken van Childs in twintig jaar heeft ingestudeerd, weten de dansers dat één korte uithijg-zucht desastreus kan zijn. Dan ben je als danser al de tel kwijt.

Maar, zegt Childs, daags nadat ze uit New York in Arnhem is aangekomen en een uur voordat ze tellend de studio ingaat, ‘natuurlijk leer ik hen hoe ze elkaar moeten helpen. Het is een collectieve dansprestatie. Backstage tellen dansers op hun vingers mee. Ze luisteren naar de muziek en sturen elkaar op het juiste moment volgens de juiste lijn de vloer op. Als het goed gaat.’

Childs choreografeert daarom ook altijd paren die binnen een groep bewegingen synchroon uitvoeren. Dubbelen noemt de choreografe dat. ‘Dan voelen dansers zich minder eenzaam.’

Uitputtende telduivel
Naast het vijfluik Icoon presenteert Introdans dit voorjaar nóg een uitputtende telduivel. Vanaf zaterdag is Typhoon (1986) te zien, een klassieker van de Nederlands-Hongaarse choreograaf Krisztina de Châtel (82). De Châtel schreef danshistorie als de Nederlandse koningin van de minimal dance, met voorstellingen waarin dansers het opnemen tegen aarden wallen, glazen cilinders, stalen bollen en lichtgevende buizen. Of, zoals bij Typhoon, tegen drie windmachines, die beeldend kunstenaar Peter Vermeulen vanuit de landbouw – daar drogen ze uien en aardappels – naar het theater haalde.

De Châtel choreografeerde Typhoon op Canto Ostinato van componist Simeon ten Holt, een van de geliefdste werken binnen de Nederlandse minimal music. Tien jaar geleden creëerde Childs haar eerste choreografie voor Introdans eveneens op deze beroemde repetitieve compositie.

Hoezeer deze gelauwerde vrouwen ook tot dezelfde generatie en stroming behoren – al verschilt het karakter van hun bewegingstaal wel degelijk – ze ontmoeten elkaar zaterdag pas voor het eerst, bij de Introdans-première van Typhoon in Amsterdam. De Châtel: ‘Ik zag Lucinda’s geweldige solo in Einstein on the Beach, de beroemde opera uit 1976 van Philip Glass en Robert Wilson. Ze herhaalde op een diagonaal vijf stappen naar voren, vijf naar achteren. Een minimalistisch hoogstandje, waarbij ze ook nog tekst over een supermarkt uitsprak.’

Wegmoffelen kan niet
Deze eerste samenwerking met Glass en Wilson trok Childs weg uit haar revolutionaire beginjaren bij het avantgardistische Judson Dance Theater, waarin ze onder invloed van componist John Cage en choreograaf Merce Cunningham improvisaties deed met gewone spullen zoals sponsjes en sokken, en alledaagse bewegingen zoals wandelen en lopen tot bewegingskunst verhief. Childs zag niet eerder werk van De Châtel, maar kan zich alles voorstellen bij haar uitspraak: ‘Als iemand één fout maakt, zakt alles als een pudding in elkaar. Wegmoffelen kan niet.’

Childs, die jarenlang piano speelde, ontwikkelde een repetitieve, opwaarts gerichte, muzikale danstaal die door de sprongetjes en huppeltjes verraderlijk licht oogt. De Châtel, met haar Oost-Europese achtergrond als topsporttiener in olympisch turnen en ritmische gymnastiek, bekwaamde zich in meer robuuste, bijna militaristische uitputtingslagen, vaak met gebalde vuisten. Beiden beleefden successen met beroemde beeldend kunstenaars zoals Childs met Sol LeWitt (in Dance, 1979) en De Châtel met Conrad van de Ven (in Föld, 1985).

Erfgoed
Deze tachtigers delen nog iets: ze hebben geen partner of kinderen om hun erfgoed in de toekomst in beheer te geven. De Châtel heeft de rechten van haar werk ondergebracht in Stichting Imperium, waarmee ze eveneens jong talent stimuleert. Childs heeft steun van het Franse, archiverende kunstencentrum Centre national de la danse en richtte zelf een stichting op, bestuurd door oud-dansers, repetitors en nichtje Ruth Childs (danseres in Zwitserland, dochter van haar broer).

Beiden weten hoe belangrijk het is choreografieën live, uit de eerste hand, op een nieuwe cast over te dragen. Dat één enkele zucht funest kan zijn, zie je niet op een video-opname. Dat leer je van een danser die het zelf heeft ervaren. Dus investeren ze in oud-dansers die als repetitors hun werk elders exact instuderen. Wel valt het hen op hoe weinig jonge choreografen zich nu manifesteren binnen de minimal dance. De Châtel noemt talenten als Jan Martens (41) en Courtney May Robertson (32). Childs refereert aan de Amerikaanse performer Elizabeth Streb, maar die is reeds 74.

Allebei vermoeden ze dat jonge makers zich via expressieve choreografieën inhoudelijk en politiek willen uitspreken over thema’s als (gender)ongelijkheid, identiteit, klimaat en afkomst. Daar past minimal dance niet bij. Childs, die in vorm blijft dankzij dagelijkse routines in pilates, yoga, tai chi en basale balletpassen, gelooft dat het tijdloze karakter van hun choreografieën vroeg of laat nieuwe generaties inspireert. ‘Ik ben gevraagd dit jaar een opera in Nice te maken, op muziek van Glass. En in 2026 maak ik een groot project in Parijs.’ Dan pakt ze haar mapje met telschema’s. ‘Het lijken misschien alleen getallen en patronen’, zegt ze nog, ‘maar wat de dansers bij de uitvoering voelen, daar gaat het om.’

Wat is minimal dance?
Bij minimal dance (of minimalistische dans) draait alles om een continue herhaling van bewegingspatronen, met telkens kleine verschuivingen. De dansstijl ontstond als stroming binnen de postmoderne dans, in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Choreografieën verwijzen puur naar bewegingsconstructies zelf, niet naar thema’s of onderwerpen buiten de dans. De herhaling met minimale variaties werkt vaak hypnotiserend. Doorgaans kiezen choreografen minimal music als uitgangspunt, die uitdijt volgens hetzelfde principe. Grote namen zijn de Vlaamse Anne Teresa De Keersmaeker (64), de Amerikaanse Lucinda Childs (84) en de Hongaars-Nederlandse Krisztina de Châtel (81).

Lees hier het volledige artikel in de Volkskrant>>

Blijf op de hoogte